Indonesie Deel 2: De auto, meer dan een vervoersmiddel.

3 augustus 2015

Met grote snelheid denderde ik per trein, boot en liftend voort door Indonesie. De goede duikomstandigheden in Lampung gaven mijn sex appeal een boost met mijn woestaantrekkelijke flippers en duikbril, ik was getuige van het avondgebed van de  Islamieten, ik bestreed de drukte van Jakarta met een privechauffeur, maar onderging toch een acupunctuurbehandeling tegen de verkeerstress, waarvan ik spontaan diarree kreeg. Ik maakte kennis met iemand die had ervaren hoe krachtig de tsunami van 2004 was en welke schade het destijds aanrichtte en zag hoe dankbaar hij was dat hij de ramp had overleefd.  

 

Lampung: 22.06.15 – 23.06.15

Mijn trip door Sumatra eindigde ik met een bezoek aan Lampung, de meest oostelijke stad van het grootste eiland van Indonesie. In een winkelcentrum sprak ik af met Gita, een leergierige Chinese meid die graag haar Engels wilde verbeteren door met mij te praten. Ze liet mij haar universiteit zien, waar de studenten de boeken uit hun handen lieten vallen, hun mond openviel en na een verstandverbijstering van tien seconden hun telefoon pakten en massaal met mij op de foto wilden. Gita was down-to-earth en leek onschuldig, maar diep van binnen zat een sterke wil die naar een avontuur smachtte; reizen en in het buitenland studeren. Ik hoopte dat deze wil sterker zou worden dan hetgene wat haar ervan weerhield en dat, dat deel van de wip een keer naar beneden zou komen.

 

Op een Engelse school ontmoette ik Intan, een meid die vol passie studenten die slechts een paar jaar jonger zijn Engels leert. Ondanks dat de studenten vakantie hadden, moest Intan elke dag zichzelf  in- en uitklokken op de universiteit. Redelijk zinloos, want er was weinig te doen. 

Samen met Intan en een vriendin van haar werden we opgehaald door Leo. Leo bracht ons naar een huis waar we dineerden met de hele vriendengroep. Omdat ik nieuw en de enige niet-moslim was, wilde ze mij laten zien hoe het avondgebed gedaan werd. Voor het bidden moest ik mijn handen, voeten en gezicht wassen zodat ik schoon was voordat ik Allah zou aanbidden. Na het wassen mocht je niemand meer aanraken en de mannen en vrouwen werden van elkaar gescheiden tijdens het gebed.

Een van de mannen nam de rol van priester op zich en vertelde ons een verhaal uit de Koran. Tussendoor werd het verhaal meerdere malen onderbroken om te bidden, waarbij ik knielend met mijn gezicht de grond raakte en ‘’Allahu Akbar’’, oftewel God is de grootste, zei. Dat ik als niet-moslim bij het gebed kon zijn getuigde van veel openheid binnen het geloof.

Een van de jongens was niet helemaal overtuigd van zijn geloof. Hij twijfelde over de juistheid van de Koran en voelde zich daarom niet sterk genoeg de principes te volgen. Als enige van zijn vriendengroep deed hij niet mee aan de Ramadan. Hij zei dat ik me gelukkig mocht prijzen als atheist, omdat ik vrij was om een geloof te kiezen. Hij had zijn geloof opgelegd gekregen van zijn ouders en hij zou zijn ouders pijn doen als hij niet volgens dit geloof zou leven.

Deze jongen zocht naar zijn eigen richting binnen een geloof en trok zich los van wat anderen hem probeerde op te leggen. In zijn omgeving werd dit afgestraft, zowel zijn vrienden als familie vonden dat hij gek gedrag vertoonde. Ik vond het heel logisch dat iemand zijn eigen visie en ideeen heeft en daar een passend geloof, of geen geloof, bij zoekt. Als je deze jongen steunt in zijn zoektocht vindt hij in de toekomst een geloofsrichting waarvan hij volledig overtuigd is en die hij daarom trouw is. In de realiteit wordt hem gedwongen bepaalde overtuigingen over te nemen, wat vroeg of laat tot grote meningsverschillen gaat leiden.

 

De volgende dag ging ik met Intan en een paar vrienden een dag snorkelen. Ze wisten precies waar we naartoe moesten, dus ik had een makkelijke dag. Ik hoefde alleen maar te volgen. Met een kapitein en een gammele, lokale boot voeren we langs een aantal eilanden. Het water was ondiep, waardoor ik zee-egels, zeepaardjes en vele kleurrijke vissen kon zien. Net toen ik in een diep gedeelte van de zee zwom liet ik mijn snorkel uit mijn handen glippen. Al snel lag hij op 10 meter diepte en kon niemand er meer bij. Ik had me al berust in de vergoeding voor de snorkel toen de kapitein zich plots begon uit te kleden. Wat voor ons onmogelijk was bleek voor hem een peulenschil. In vijftien seconden had hij een retourtje zeebodem gemaakt en kwam hij boven met de snorkel.

 

Ik sliep bij Leo en zijn familie, een van de meest aardige families die ik tegen ben gekomen. De moeder was bang dat ik honger zou lijden en schotelde mij een heel buffet voor, vader genoot opzichtig van zijn gezin, de oudste zus vertelde passievol over haar succesvolle onderneming waarmee ze duurzame producten in- en verkoopt, de andere zus was een fantastische kok en erg attent en het jongste broertje was een groot badminton talent. Leo zelf was erg charmant en liep de hele dag rond met een lach op zijn gezicht. In zijn familie ontwikkelde iedereen zijn eigen talenten onder de beschermende vleugels van twee geweldige ouders.

Ter illustratie van de vrijgevigheid; toen ik vertelde over mijn liftavontuur vond de familie, net zoals de meeste andere lokale mensen, het erg onveilig wat ik deed. Deze familie was echter daadkrachtig en betaalde een busticket naar Jakarta voor mij. Niet dat ik daarop uit was, ik wilde graag liften, maar wel de enige manier om te voorkomen dat ik ging liften.

 

Jakarta: 24.06.15 – 26.06.15

Door Sumatra, een eiland met 50 miljoen inwoners en het op vijf na grootste eiland ter wereld, lopen twee eenbaans snelwegen. Vrachtwagens vervoeren producten over deze wegen, het openbaar vervoer rijdt over deze wegen en mensen die naar een andere stad gaan gebruiken ook deze wegen. Een ongeluk of een gat in de weg, wat vaak voorkomt  op de slecht onderhouden wegen, betekent dat het verkeer een dag lang vaststaat en dat je verse producten bederven, je afspraken niet na kunt komen of niet op de plek kunt zijn waar je hard nodig bent. De slechte wegen waar veel mensen van afhankelijk zijn vormen een grote beperking voor de bevolking. Auto, trucks en bussen zijn dan ook meer dan een vervoermiddel. Vaak is het ook een ontmoetingsplek, werkplek of slaapplek.

Maar ook in Jakarta, Java is het wegnetwerk veel te klein voor de miljoenen auto’s die ervan gebruik maken. Om 5 uur ‘s ochtends kwam ik aan in Jakarta, de hoofdstad van Indonesie met 20 miljoen inwoners zonder ondergronds network en intensief treinvervoer, en had ik de weg voor mezelf.  Drie uur later moest je de weg delen met 2 miljoen andere auto’s. Hier kan de wegenbouw niet tegenop boksen. Het gevolg is dat 500 meter in de spits rijden 30 minuten kost en Jakarta doorkruisen een hele middag in beslag neemt. Veel mensen werken daarom thuis of hebben het kantoorpand verruild voor de taxi waarin ze werken vanaf hun laptop.

 

Bijvoorbeeld Alfard, een verkoopmanager van een dure hotelketen die werkte vanuit de taxi of afsprak met zijn klanten in een restaurant. De rest van de zaken deed hij telefonisch, een vast kantoor had hij niet. Veel druk lag er niet op zijn werkzaamheden, want de komende drie maanden was het hotel al volgeboekt. Vandaar dat Alfard tijd had om onder werktijd met mij af te spreken. Hij vertelde mij over zijn vader die in zijn bijzijn een hartaanval kreeg en daaraan bezweek. Ik verwachtte een geemotioneerd verhaal, maar Alfard vertelde het alsof hij het nieuws aan het presenteren was. Misschien had hij het al verwerkt, al heb ik vaker gemerkt dat Aziatische mensen moeilijk emoties tonen.

 

Ik had het genoegen om in Jakarta kennis te maken met een bijzonder iemand. Hij heette Roy en op het eerste oog leek hij een doodnormale jongen, tot hij me kippenvel bezorgde met het volgende verhaal.

In 2004 werd Aceh, een stad in West-Sumatra, getroffen door een tsunami die 100.000 mensen het leven kosten. Eén van de grootste natuurrampen aller tijden, waarvan ik me niet kon voorstellen hoe groot de kracht van het water geweest moet zijn. Roy wel, want op de dag des onheils was de toen 16-jarige Roy met zijn broer in Aceh in een appartementencomplex vlakbij de kust. Enkele minuten voordat de tsunami de kust zou bereiken wisten de mensen pas dat de megagolf eraan kwam. 95% van de mensen in het appartement renden naar links en kwamen in het gedrang terecht, Roy en zijn broer renden de andere kant op en waren op tijd het appartement uit.

Roy en zijn broer renden naar een zo hoog mogelijke plek, maar de golf was sneller dan hun benenwagen. Wonder boven wonder overleefden beiden de klap van het water en hadden ze geen zware verwondingen. Maar veilig waren ze nog zeker niet.

Roy zijn broer zat in het leger, had een goede conditie en kon zwemmen. Roy was een iel mannetje en had nog nooit gezwommen. Het water was verwoestend, wonderbaarlijk genoeg wist Roy zich instinctief een manier aan te leren om te blijven drijven. Hij liet zich meedrijven met het water en zag verschillende dode lichamen drijven en erger nog; mensen die (zwaar) gewond waren, maar die hij niet kon helpen. Het was ieder voor zich en Roy moest vechten voor zijn eigen leven. Na twee kilometer zat Roy er helemaal doorheen en zei tegen zijn broer dat hij alleen verder moest zwemmen. Tot Roy iets zag wat zijn leven zou redden; een jerrycan waar hij en zijn broer zich aan vast konden klampen. Ze lieten zich verder meedrijven en konden ergens aan land komen. Hier bevonden zich families, ouderen en verwonde mensen, maar niemand was in staat hen te helpen. Men had zijn handen vol om zichzelf te redden en de noodhulp zou nog een paar dagen op zich laten wachten. Water en voedsel was er ook niet en Roy kon niets anders doen dan wachten tot het water ging zakken. Ondertussen bezweken veel mensen aan hun verwondingen of gebrek aan water. Mensen die Roy ‘s avonds nog sprak, waren ‘s ochtends overleden en wisten dat ze dood zouden gaan.

Na twee dagen op het land was het water genoeg gezakt en konden Roy en zijn broer door het water naar de dichtstbijzijnde stad lopen. Ze waren verzwakt, maar nog gezond. Roy en zijn broer hadden wat geld, maar niemand wilde hen eten of drinken verkopen. Ze moesten daarom nog een groot stuk afleggen, voordat ze eindelijk water konden kopen en een telefoon hadden gevonden waarmee ze hun familie konden laten weten dat ze de ramp overleefd hadden.

Als 16-jarige jongen keek Roy de dood in de ogen en zag hij andere mensen dood gaan. Dit laat een trauma achter dat je nooit helemaal achter je kan laten. En dan te bedenken dat er 237.000 mensen zijn die nog veel meer pijn hebben geleden dan Roy en op een hartverscheurende manier overleden zijn, en in veel gevallen familieleden achter lieten. Ik leerde van Roy dat het goed is om te waarderen wat je allemaal hebt en het drong tot me door dat het niet vanzelfsprekend is gezond te zijn. Als je meer over Roy te weten wilt komen kun je zijn blog lezen; http://royjp.blogspot.com/2015/08/a-piece-of-my-sweet-and-bitter-life.html

 

In Jakarta werd ik een dag lang rondgereden door een privechauffeur. Bella, een ondernemende vrouw die zich gelukkig prijsde met de weelde die ze had, had een eigen chauffeur als ze te moe was om zelf te rijden. De chauffeur bracht ons naar Monas: een museum die de historie van Indonesie nauwkeurig beschrijft tot het moment dat Nederlanders het land binnen vallen. Van dat moment tot het begin van de weg naar  onafhankelijkheid wordt er niks over de historie verteld.

Blijkbaar is het te pijnlijk voor de huidige bevolking om te moeten lezen hoe de Nederlanders hun grootouders mishandeld hebben. Veel mensen bejubelen Nederlanders en denken dat wij het land veel welvaart gebracht hebben, maar over de keerzijde van onze dominantie wordt niet openlijk gesproken.

 

Bella vertelde me over een acupunctuurbehandeling die ze geregeld onderging. Ze geloofde dat acupunctuur krachten had die medicijnen niet hadden. Mensen die in een rolstoel zaten konden door acupunctuur weer lopen en mensen met chronische ziektes bleken verbetering te merken door deze behandeling met naalden. Ik was geinteresseerd en wilde ook zo’n behandeling proberen.

Ik vertelde de dokter dat ik een basisbehandeling wilde, want ik dacht geen gezondheidsproblemen te hebben. De dokter vertelde over zijn familie in Nederland en leek daar volledig op gefocust te zijn. Ondertussen drukte hij op een paar plekken in mijn hand en het leek alsof hij maar wat aan het doen was. Tot hij stopte met praten en mij vertelde  dat ik een zwakke maag had. Ik geloofde hem in eerste instantie niet en onderging nogal sceptisch de behandeling. De dokter leerde me een oefening om mijn maag sterker te maken en nog steeds dacht ik dat het een poppenkast was. Tot ik diezelfde avond grotendeels op de wc doorbracht en ik de dokter toch gelijk moest geven.

Foto’s